Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en zware mishandeling.

Uitspraak



Rechtbank Almelo

Sector strafrecht

Parketnummer: 08/710088-12

Datum vonnis: 4 september 2012

Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:

[verdachte],

geboren op [datum] 1966 in [geboorteplaats],

wonende in [woonplaats [adres],

nu verblijvende in de PI te Zwolle.

1. Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair: zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van

[slachtoffer];

subsidiair: met een ander [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld;

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou

kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat

hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gecompliceerde beenbreuk), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te schoppen.

3. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Zij heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd moet hiervan worden afgetrokken. Aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf moet toezicht door de reclassering worden verbonden.

De ter zitting door de gemachtigde nog vermeerderde civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen tot het in het voegingsformulier vermelde bedrag van € 5.927,= te vermeerderen met de wettelijke rente en de gemaakte kosten met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De officier van justitie is van oordeel dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

De inbeslaggenomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.

4. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5. De beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, om het slachtoffer van het leven te beroven.

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 31 januari 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gecompliceerde beenbreuk) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met kracht tegen het lichaam te schoppen.

In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.

De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 302 Sr . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: medeplegen van zware mishandeling

7. De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8. De op te leggen straf of maatregel

8.1 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Uitgangspunt

Bij de vaststelling van de straf is de rechtbank uitgegaan van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren (LOVS).

Als oriëntatiepunt voor het ‘het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel, zonder gebruik te maken van een wapen’ geldt een gevangenisstraf van acht maanden.

Het strafbare feit

Verdachte is, na het gebruik van alcoholhoudende drank, met zijn mededader naar de woning/winkel van het slachtoffer gegaan. Nadat bij het slachtoffer was aangebeld en deze naar buiten was gekomen, hebben verdachte en zijn medeverdachte hem op zeer grove wijze geschopt en geslagen. Beiden bleven het slachtoffer schoppen/trappen terwijl hij op de grond lag. Getuigen verklaren dat daarbij werd geroepen. De door de getuigen gehoorde teksten in samenhang gelezen, hebben de strekking dat uit wraak werd gehandeld voor iets wat het slachtoffer had gedaan en ter voorkoming van herhaling. Al deze feitelijkheden interpreteert de rechtbank als het optreden uit eigenrichting: het verhaal halen bij het slachtoffer voor iets dat hij verdachte in diens jeugd had aangedaan. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ook verklaard dat verdachte hem daarover had verteld.

Tengevolge van de mishandeling heeft het slachtoffer een open enkelbreuk met verstoring van de gewrichtsstructuur opgelopen. Gezien de complexiteit van de breuk en de langdurige immobilisatie zal de enkelfunctie niet volledig herstellen.

De rechtbank rekent verdachte dit gedrag en de ernstige gevolgen ervan, zwaar aan.

De persoon van verdachte en het recidivegevaar

Over de persoon van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.

D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, heeft over verdachte op 16 juli 2012 gerapporteerd. De deskundige is tot de volgende conclusies gekomen.

Op basis van het onderzoek en de aanvullende informatie van derden kan bij betrokkene een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens worden vastgesteld in de zin van een cognitieve stoornis niet anderszins omschreven. Een verklaring voor die cognitieve problemen is niet eenduidig te geven. Betrokkene is reeds jarenlang bekend met alcoholisme. Hij is zelf geneigd zijn alcoholproblemen te bagatelliseren. Op basis van het huidige onderzoek kon geen psychotische stoornis worden vastgesteld.

In 2003 is bij betrokkene een borderline persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Betrokkene is erg stressgevoelig en onder toenemende druk kunnen dan aspecten opspelen zoals bewustzijnsvernauwing, verwardheid en depersonalisatie.

Een verband tussen de stoornissen en het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, wordt zeer waarschijnlijk geacht, al kunnen op basis van het onderzoek geen specifieke verbanden worden gelegd. Een betrouwbare delictanalyse kan niet worden gedaan en daardoor kan ook geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekenbaarheid.

L.P. Heinsman, psychiater, heeft op 2 augustus 2012 gerapporteerd over verdachte.

De deskundige komt tot de volgende conclusies.

Ten tijde van het tenlastegelegde, voor zover bewezen geacht, was er sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholafhankelijkheid en een cognitieve stoornis. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met overwegend cluster B (antisociaal, borderline) trekken, in mindere mate cluster C (vermijdend, afhankelijk) trekken.

Op basis van de beschikbare informatie uit het dossier en informatie van onderzochte, kan geen onderbouwde delictanalyse opgesteld worden. Vanuit het huidige onderzoek valt hiermee onvoldoende onderbouwing te geven van een mogelijke samenhang tussen stoornis en het tenlastegelegde. Hoewel in principe geen advies gegeven kan worden, valt vanuit zorg onderzochte wel een behandelaanbod ter overweging mee te geven.

Verder houdt de rechtbank rekening met de reclasseringsrapporten/adviezen uitgebracht door H. Winters op 16 mei 2012 en op 9 augustus 2012.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van veertien maanden passend. Een aanmerkelijk deel van die straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen en om het geadviseerde toezicht door de Reclassering mogelijk te maken. Het opleggen van een dergelijk toezicht met daarbij de voorgestelde bijzondere voorwaarden acht de rechtbank eveneens noodzakelijk.

8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen

Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank geen gronden aanwezig voor onttrekking van het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst, aan verdachte moeten worden teruggegeven.

9. De schade van benadeelden

9.1 De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer], wonende te [woonplaats]aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.927,= (vijfduizend negenhonderd en zevenentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

Deze schade bestaat uit de volgende posten:

- kleding € 120,=

- wettelijk eigen risico ziektekosten € 220,=

- taxivervoer € 105,=

- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 416,=

- revalidatiedaggeldvergoeding € 1.066,=

- immateriële schade € 4.000,=.

Dit wordt, gelet op de inhoud van het schadeonderbouwingsformulier, gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.

Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Ter terechtzitting heeft [gemachtige], als gemachtigde van [slachtoffer], de vordering vermeerderd met € 4.000,=. De gemachtigde heeft de lange duur van de revalidatie en de vele door hem ([gemachtige]) gemaakte reiskosten om [slachtoffer] te kunnen bezoeken in het revalidatiecentrum in Haaksbergen als grondslag daarvoor genoemd.

Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het (schriftelijk) gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.927,= , te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.

De ter terechtzitting mondeling vermeerderde vordering ziet kennelijk grotendeels op door de gemachtigde geleden schade en is ook verder niet voldoende onderbouwd.

Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.2 De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10. De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 27 en 47 Sr.

11. De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak/bewezenverklaring

- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van zware mishandeling;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van veertien (14) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;

- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Tactus Reclassering ook als dat inhoudt begeleiding vanuit de psychiatrische thuiszorg van Arbe Dienstverlening te Hengelo (O) en, indien de Reclassering en Arbe Dienstverlening dit wenselijk achten, begeleiding vanuit het forensische team van Arbe Dienstverlening;

- veroordeelde moet gevolg geven aan een uitnodiging van Tactus Reclassering te Almelo en daarna moet hij zich gedurende de door Tactus Reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Tactus Reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;

- veroordeelde dient zich ambulant nader te laten onderzoeken bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling en dient zich te onderwerpen aan een op grond daarvan geadviseerde ambulante behandeling;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;

- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan [adres] in [woonplaats] van een bedrag van € 5.927,= (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.927,= ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 64 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

- verklaart de benadeelde partij in het overige deel van zijn vordering, groot € 4.000,=, niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;

de in beslaggenomen voorwerpen

- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de dag waarop het ondergane voorarrest gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.

Dit vonnis is gewezen door mr. Ellenbroek, voorzitter, mr. Stoové en mr. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op

4 september 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature